Het regent en dat heeft op mij een rustgevende uitwerking. Waarschijnlijk komt dit voort uit de tijd dat we nog een boot hadden. Na dagen zeilen kon je op een regenachtige dag heerlijk wegkruipen in de ‘buik’ van je bootje, pakte er een boek bij, borreltje op tafel en genieten. “Boekjesdag” noemden we het ook wel. “We gaan even naar het strand”, die woorden snijden als een ijselijke kreet door het tikken van de regen op het camper dak. Minuten later lopen we in de druilerige regen door het Deense duinlandschap.
Het is rustig, het doet bijna verlaten aan, als we bij de lege parkeerplaats aan het strand komen. Totdat vier auto’s de hoek omkomen en er een koppel kinderen al schreeuwend uitrollen. Een brandende jaloezie overvalt me als ik de kinderen het duin op zie rennen, terwijl ik zwoegend, stapje voor stapje, mezelf omhoog worstel. Het maakt mijn tocht naar boven, zo mogelijk, nog zwaarder en wens ik mezelf terug in de droge warme camper te zijn.
De bunker uit de 2e wereldoorlog, die plompverloren midden op het strand lijkt te zijn geplempt, doet spookachtig aan. Juichend en joelend klimmen de kinderen op en in de bruingroene bunker, zich niet bewust dat lang geleden hier jongens zijn gesneuveld voor hun vrijheid.
Op het moment dat ik dit opschrijf, breekt de lucht en doet de zon haar best door te breken.