zaterdag 24 december 2016

Kerstgedachte 2016

Wat moet ik toch met al die berichten over ons Kerstfeest, alsof dat om zeep gebracht zou worden door de toenemende islamisering? Over Turken die bij geloofsgenoten de kerstbomen uit huis wilden halen. Dit was nepnieuws! Of in Gouda, waar een kerstboom zou zijn vernield door asielzoekers. En dan dat gezever over de naam “Kerststol”, dat zou niet meer mogen en moest “Feeststol gaan heten. Dit in navolging van “onze ”Negerzoenen”, sommige supermarkten hadden het er maar moeilijk mee. Ook de NPO kwam onder vuur te liggen omdat die een spotje lieten zien met “fijne Feestdagen”. O, ja, die kerstboom in Gouda, die was omver gewaaid.

Een paar dagen geleden liet ik mij door mijn ega verleiden een kijkje te nemen bij Tuinland, omdat ze een nieuw lantaarntje wou kopen voor op het graf van haar ouders. Ik weet niet of jullie Tuinland in Groningen kennen, maar het is gigantisch groot en werkelijk afgeladen met “Kerstversieringen”. Terwijl ik mij door de slingerende paden en tussen de rendieren en kerstbomen heen worstel valt mij iets op. Hoofddoekjes, en niet omdat er zoveel dames last hebben van een “Bad Hairday”, nee gewoon moslima's die met hun man en kinderen kerstversiering aan het kopen zijn.

Ik merk aan mezelf dat ik steeds minder vaak mijn Facebook raadpleeg of even door Twitter pluis. Want steeds meer zie ik schreeuwende figuren (dat doe je op Facebook door je Capslock aan te zetten) die melden dat wij ons “Christelijk” feest te grabbel gooien omwille van het Islamitisch geloof. Want laat een ding duidelijk zijn, ik durf te wedden dat deze mensen geen idee hebben waarom wij Pinksteren vieren, of hoelang Advent duurt.

Trouwens, in de Koran staat de geboorte van Christus gewoon aangekondigd als profeet van Allah. Wat vierden wij ook alweer met de Kerst?

Kijk, dat de meesten onder ons zich tijdens de kerstdagen helemaal volvreten, moet een ieder helemaal zelf weten. Maar ga mij niet vertellen dat dit uit een Christelijke geloof voortkomt, want de kerken lopen heel snel leeg, maar we zijn o zo trots op onze tradities.

Dus, gaan we tweede kerstdag met z'n allen richting de woning boulevard. Ik wens jullie allemaal een zalig kerstfeest met knipperende kerstversiering.

maandag 19 december 2016

Meester Buitenpost

Ik zit een beetje te grasduinen op SCHOOLbank en blader wat door de klassenfoto's. Plotseling word ik getroffen door het onderstaande beeld en borrelt de volgende herinnering bij mij naar boven.

In de 5e klas, zo rond 1960/61, kreeg ik het zwaar te verduren op de Gysbert Japiksschool in Sneek. Mede oorzaak was de onderwijzer van die tijd, meester Buitenpost.

Bulletje2fullIk kan kort zijn over hoe ik het karakter van deze figuur zal omschrijven, “Het was, voor mij, een nare man”.  Ten eerste kon hij niet met zijn vingers van leerlingen afblijven en ten tweede schepte hij er een satanisch genoegen in kinderen pijn te doen. Zo kneep hij mij regelmatig in de wang, onder het sissen van de woorden, “JIJ vervelend kereltje”. Het is natuurlijk lastig om jezelf in die periode te omschrijven, maar een vervelende kereltje was ik zeker niet. Tenminste als ik de mensen, die mij uit die tijd kennen, mag geloven.

Ik_3e_Klas Zeg nu zelf, toch een schattig kereltje?

Wat dit sujet, bijnaam Bulletje, bij mij echter nooit deed, praktiseerde hij wel bij andere kinderen. Hij kon venijnig aan een oorlelletje trekken. Dat ging zelfs zover dat eens een kind met een uitgescheurd oorlel, waar het bloed uitliep, van school naar huis vertrok. Even had ik toen de hoop dat het nu wel afgelopen zou zijn met deze terreur, maar dat bleek ijdele hoop. Toen al was ik behept met een gevoeligheid voor onrecht en leek en voelde het of het mijzelf werd aangedaan.

In die tijd vond men, aangezien ik brildragend was en nog steeds ben, dat het beter was dat ik voorin de klas zou zitten, zodat ik goed van het bord zou kunnen lezen. Hierdoor werd het leven in de 5e klas er voor mij niet prettiger op, want zo was ik een eenvoudig mikpunt voor “meneer” Buitenpost zijn treiterijen. Bij een door hem verteld spannend verhaal  sloeg hij, bij de climax, onverwachts keihard met de aanwijsstok, vlak voor mijn neus, op mijn bankje. Hierdoor was ik nog maandenlang angstig als hij ook maar in mijn buurt kwam. Tot op de dag van vandaag weet ik mij nog levendig de laatste woorden van het verhaal te herinneren. “JIJ HEBT MIJN HOUTEN BEEN GESTOLEN”.  Zeker als hij vanuit achterin de klas naar voren kwam en ik ieder moment een klap op mijn achterhoofd verwachtte, hield ik hem schielijk in de gaten. Het mag dan ook geen wonder heten dat ik voorwaardelijk ben overgegaan.

Oosterdijk

Jaren later, dit moet ruim 40 jaar zijn geleden, sta ik op het Oosterdijk in Sneek. We zijn in die tijd al lang niet meer woonachtig in de stad, maar komen nog regelmatig op familiebezoek. In de verte zie ik ontegenzeggelijk de waggelende gang van “Bulletje” aankomen. Ik ben al ruim 15 jaar van school maar mijn bloed schiet naar mijn hoofd en alle opgekropte haat schijnt op die manier mijn lichaam te willen verlaten. Maar.... ik sta achter de kinderwagen van mijn eerstgeborene. Spiedend kijk ik om mij heen, wie kan de kinderwagen even van mij overnemen? Mijn vrouw is nergens te bekennen en de wagen alleen laten gaat mij te ver. Ik heb het gevoel dat het minuten duurt voordat “hij” bij me is. Al die tijd overleg ik bij mezelf wat ik tegen hem zal zeggen en niet te vergeten, “waar ik hem die klap zal geven”. Hoe dichter hij mij nadert, des te meer ik het gevoel krijg uit elkaar te ploffen. Mijn gezicht moet nu wel de kleur van een tomaat hebben aangenomen.

Op het moment dat hij mij passeert bijt ik het bloed uit mijn wang en staar ik, trillend van ingehouden woede, de kinderwagen in.

Even later overvalt mij een gevoel van trots, trots dat ik mij heb kunnen beheersen.

Iets wat ”Bulletje” nooit heeft gedaan.

zondag 4 december 2016

Hartkloppingen

We zijn weer een paar maanden thuis, want een mens moet op deze leeftijd wel eens even naar de kapper, tandarts, pedicure of cardioloog nietwaar? Wel, bij deze laatste krijg ik de schrik van mijn leven.

„Boezem fibrillatie“, zegt die cardioloog, „dat is waar u last van heeft“.

De afgelopen maanden heb ik inderdaad last van duizeligheid en zijn er momenten dat ik het gevoel heb „weg te vallen“. Zoals laatst in Harlingen. We maken een fietstochtje van Hindeloopen naar Stavoren.

Een fantastische tocht, langs de dijk van het IJsselmeer, niet dat je daar, het IJsselmeer, ook maar iets van ziet, maar het gevoel dat het meer er is blijkt voldoende. In Stavoren halen Ali en ik wat herinneringen op van lang vervlogen dagen. Toen we zelf nog in onze boot „de Fisker“ ronddobberden en regelmatig, via het IJsselmeer, Stavoren aandeden. Mooi is het, om te zien dat een ieder van ons zijn of haar eigen beleving en herinneringen heeft aan dit bezoek.

Als we terug fietsen overkomt mij iets wat ik nog nooit eerder heb ervaren. „Het wordt mij zwart voor de ogen en ik dreig van de weg te raken. Gelukkig ligt de hoge dijk tussen mij en het IJsselmeer, maar aan de andere kant van de weg dreigt een vervaarlijke en brede sloot. Om erger te voorkomen knijp in de remmen. Dit gaat gepaard met pijn, want dan merk ik dat ik mijn vingers nog tussen de handrem en het stuur heb.

Een paar weken later vertel ik dit voorval, onder dwang van mijn eega, tijdens mijn jaarlijkse bezoekje aan de cardioloog. Soms kun je maar beter je ervaringen niet met je omgeving delen. Het gevolg... „We gaan U, 48 uur, een kastje omdoen, waarmee we kunnen zien wat er aan mankeert. Is dat niet voldoende dan gaan we U een kastje „implanteren“ en op die manier monitoren we U een half jaar lang“ (tot zover deze schriftlezing).

Het enige wat bij mij blijft hangen is de kreet „Implanteren“ van een kastje. Want laten we wel zijn, ik ben waarlijk een „echte“ man. Bang voor welke pijn dan ook en als de dood voor injecties.

Een aantal dagen later zit een aantrekkelijke jonge dame, in het ziekenhuis, mijn onbehaarde borstkas op te schuren. Kennelijk ziet ze mijn verbazing en verontschuldigt ze zich voor deze ruwe behandeling. Dit om de plakkers toch maar stevig te laten hechten. „Ach, zolang het niet gebeurt door een knoestige oude kerel“ verzacht ik dit ritueel, waardoor haar wangen een paar tinten roder worden. De plakkers voor deze ECG worden schielijk “voor eeuwig” op mijn borst aangebracht. Na 24 uur dien ik het kastje alweer in te leveren want er schijnt iets mis te zijn gegaan met de aanvraag. Weer terug in het ziekenhuis, word ik tegen mijn verwachting in, niet weer verlost van de plakkers door mijn blonde fee, maar word ik in een bedompt kleedhokje gemanoeuvreerd en mag ik de rommel er zelf afpellen. Ik kan U lezers en lezeressen verzekeren, de plakkers zitten uitstekend vast. Met kleverige handen en een dito borstkas sta ik in het bedompte hokje te worstelen, want een kraan is hier niet aanwezig. Mijn chagrijn begint de overhand te krijgen en even krijg ik de neiging de hele plakboel te laten voor wat het is en te vetrekken. Ik verman me en peuter nog even een tijdje door om zo ook de contacten van hun plakkerig omhulsel te ontdoen, zoals op een poster te lezen valt.

Weer een paar dagen later krijg ik een telefoontje. „Uw afspraak op de 30e gaat niet door, U ontvangt een brief met daarin de uitslag en een afspraak voor over 2 maanden. Maar dat komt niet goed uit. Onze plannen zijn gemaakt om begin januari naar Spanje te vertrekken en dan weer een half jaartje onderweg te zijn. Hiervoor heb ik toestemming van de cardioloog nodig, want ook de medicijnen moeten voor een half jaar mee en dat gaat tegenwoordig nier zonder slag of stoot en of toestemming. Tijdens de afspraak met de cardioloog komt die toestemming er en krijg ik een recept voor een half jaar mee. „Veel plezier en tot over 6 maanden“ krijg ik te horen, als hij mij de hand schudt.

Twee dagen later ontdek ik een brief, die half uit de brievenbus steekt. De met een stukje cellotape dichtgeplakte brief blijkt van het ziekenhuis te zijn. Met dezelfde medische informatie en bevindingen die mij al door de cardioloog vertelt zijn en...... „Een afspraak voor over 2 maanden“.

Kijk, daar krijg ik nou spontaan hartkloppingen van.