Doodgemoedereerd stappen we het lege restaurant binnen en nemen plaats op ons favoriete plekje voor twee personen.
Maar voordat we iets kunnen bestellen, ontdekt Ali een minuscuul klein briefje dat onder het peper- en zoutstel verstopt blijkt te zitten. Op het briefje staan getallen en een soort gekrabbel, wat op een naam moet lijken. Kennelijk is juist deze plaats al besproken. Als we opstaan, om een andere plek te zoeken, blijken op alle tafels een dergelijk kladje te liggen. Bij navraag aan de bar blijkt dat we, in deze camping “cantina”, hadden moeten reserveren. Gelukkig wordt ons nog een plaats aan de zijkant van het etablissement gegund, zodat we, onder geschreeuw van half dronken Engelsen, van onze Fish and Chips met witte wijn, kunnen genieten.
Het is donker als we met een gevulde maag de terugweg aanvaarden en we een vreemd uitgedoste camper ontdekken. Het blijken, van dichtbij, duizenden lichtjes te zijn die uit een soort verstraler komen.
De volgende ochtend worden we wakker van het kraken van de camper, ten teken dat de zon al op is. Het belooft een mooie dag te worden.
Ook de overburen zijn zojuist ontwaakt en laten hun “Tarzan” even zijn behoefte, naast hun camper, doen om vervolgens weer in de warme camper te verdwijnen. Gelukkig blijft de bloeiende strelitzia verschoond van deze ongewenste douche.
Onze behoeftes doen we meestal op en in de eigen vrolijke vierkante meter, dat vervolgens leidt (lijdt) tot dit bijna dagelijks terugkerend ritueel.