Rond elf uur, we zijn bezig ons tussen de lakens te vlijen, komt er een camper onze plek oprijden. Tenminste, zo klinkt het. Het apparaat blijft heen en weer manouveren, dus de reële angst bekruipt ons dat we onze buitenlampjes voor het laatst kunnen gebruiken, omdat ze plat heel weinig meer doen.
Als ik buiten een kijkje ga nemen, ontdek ik een gigantische camper van ruim 9 meter, heen en weer draaiend om een poging te wagen de krappe bocht te halen.
Wat ze precies van plan zijn, is mij onduidelijk, want waar ze het ding nu neerzetten is niet echt een plek, maar een doorgaande weg en de voortent van de Spanjaard wordt er bijna afgereden.
Mevrouw staat wild te gebaren, als ze het vehikel er weer weg willen halen. Bomen overleven het nog maar nauwelijks en ik heb het idee dat de op leeftijd zijnde chauffeur steeds meer in paniek raakt.
Ze geven het op en mevrouw wenst mij nog een goede nachtrust. Even later hoor ik ze het enge nauwe weggetje richting campings Ole en Pepe rijden. Maar die laten niemand, op dit tijdstip, meer binnen. Hopelijk zijn ze niet nu nog steeds aan het ronddwalen.
Gisteravond heb ik mijn laatste ontstekingsremmer geslikt en ben van de medicijnen verlost, althans voor nu.
Want helemaal oké voel ik me nog niet.