Om 7 uur liggen we allebei wakker en kletsen we een beetje over onze wederzijdse dromen van die nacht en proberen ze te duiden. Na een tijdje roept de natuur ons en hebben we verplichtingen op de vrolijke vierkante meter waar ook de koning te voet gaat. Nu we toch lekker vroeg zijn, kijkt hoofd planning, hoe laat de receptie open gaat en dat blijkt om 8 uur te zijn. Als we om kwart voor negen bij de poort staan, is de “reception” nog niet open. Precies om negen uur komt de receptiejuffrouw aanrijden en kunnen we even later onderweg naar Albarracin.
Het is mistig onderweg, dus dat belooft nog wat als we in de bergen terecht komen.
En in de bergen belanden doen we en dan stuiten we plotseling op de verdedigingsmuur van Albarracin.
Dus wordt de camper op een plek op de camping gezet en wandelen we naar het oude centrum van het stadje. Nu zeg ik wandelen, maar het lijkt meer een mars, want het is een hele tippel die eerst steil naar beneden gaat om daarna steil, heel steil, omhoog te klimmen.
Helemaal kapot kom ik boven aan en voor mij hoeft het op dat moment niet meer zo nodig. Dat verandert als mijn reisleider met deze rondleidster aan komt zetten. We gaan anderhalf uur met deze jonge dame het stadje door. De tweede foto maakt zij, omdat dit beeld gemaakt moet worden. Anders ben je niet “echt” in Albarracin bent geweest, tja. Het stadje is Nationaal Monument sinds 1961 en komt in aanmerking om door de Unesco uitgeroepen te worden tot Werelderfgoed.
Meer dan anderhalf uur klimmen en klauteren we door het prachtige stadje en worden we overvoerd met informatie, van 600 jaar voor Christus tot aan 1980. Daarna mogen we de terugtocht naar de camper aanvaarden, maar niet nadat onze charmante rondleidster meldt dat er vannacht sneeuw gaat vallen.
Ik leg alvast de sneeuwkettingen klaar.