We nemen, met pijn in ons hart, afscheid van de Middellandse zee. Niet dat het binnenland niet mooi is, maar de warmte valt toch wel beter te verhapstukken aan het strand met de zee op een paar stappen afstand. Iedere ochtend een duik in het, toch wel koele, water werkt zeer verfrissend. Iets wat Ali iedere ochtend doet.
De eerste kilometers voeren ons door een zeer onherbergzaam maar groen gebied en je merkt duidelijk dat het hier minder toeristisch is.
Maar eerst genieten we nog van de prachtige uitzichten, via onze panoramische voorruit. (Ik word niet gesponsord door Hymer, maar vind het mooi klinken.)
En het wordt ruiger en ruiger en de aanplant van dennenbomen is hier noodzakelijk om de erosie tegen te gaan en te voorkomen dat de, nieuw aangelegde weg, ondermijnd wordt door het stromende water, dat van de bergen afkomt. We zitten nu rond de 1600 meter hoogte en s ’winters valt hier sneeuw. Nog net niet zijn de zgn. sneeuwpalen te zien, die de weg bij hoge sneeuw afbakenen.
Het onderhoud van de wegen is werkelijk geweldig. Alles wordt zo netjes als mogelijk gehouden. Bij drukkere kruispunten, zijn sommige autorijders niet te beroerd overtollige drinkflesjes en etenszakjes uit het voertuig te verwijderen. Het liefst doen ze dit tijdens het rijden. Met als gevolg dat de middenbermen eruit zien als een grote afvalemmer. De dames op deze foto ruimen al die rommel weer, met de hand, voor ons op.
En dat Allah ons een spoedige en prettige reis wenst wordt wel duidelijk als we de naderende buien zien aankomen.
Een enorme regen- en hagelbui wordt ons deel, welke een welkome verkoeling brengt. De temperatuur daalt in luttele seconden van 26 graden naar 12 graden.
We staan nu op een camperplaats in de buurt van Konya.
Morgen gaan we naar het Mevlane, oftewel het Derwisjen (de dansers met die brede rokken) klooster/museum en de Alaeddin Moskee.