Reisjournaliste Liesbeth Rasker schrijft in haar boek “Pinnen in Mongolië”, dat niet altijd alles leuk is als je op reis bent. Gisteren was ik het roerend met haar eens. Als we vertrekken is het rond de 14 graden, maar de (rij)wind maakt het nog frisser. Als je dan met een gangetje van 35 km/u naar beneden suist, wordt het nog frisser. Denk daarbij, dat het zweet je bij de rug omhoog loopt en dat dat de afkoeling nog eens bevordert dus is mijn lol er vrij snel vanaf. Kijk, dan is het zaak om extra te kunnen genieten van het eindresultaat. In dit geval het bezoek aan een prachtig kasteel. Na anderhalf uur door een kasteel “darrend” en pogingen doen om alle feitjes in je op te nemen, vergt dat natuurlijk ook nog eens een deel van je energie. Als dan op de terugweg je batterij indicator ook nog gaat knipperen, zodat je weet dat het einde van de capaciteit nadert, wordt iedere beklimming een dubbele beproeving. Want om nou de laatste 5 km klimmen te moeten lopen, met aan de hand een loodzware fiets, werkt niet echt bevorderlijk op mijn moraal. Ook Liesbeth roept in haar boek dat “het altijd weer goed zal komen” en dat idee overheerst dan ook als ik heerlijk sta te ontspannen onder een hete douche.
Nu hoop ik dat dit ook het geval zal zijn voor deze tablet, die in haar winterslaap is blijven hangen. De hele trip niet gebruikt en nu geen zin meer om opgeladen te worden. We gaan het zien.
We gaan nog even een rondje “Village” maken, voordat de fietsen weer op de camper gaan.
We ontdekken de Rue de Fontaine, maar kunnen de fontein niet vinden. Wat blijkt, we fietsen er pardoes voorbij. Deze vervuilde put blijkt het te zijn. De dichteres Charlotte Serre (1914), uit de Dordogne, maakte er een gedicht over.
Gelukkig kan nog één deel van dit gezelschap het hart ophalen aan de “hobby”, namelijk begraafplaatsen.
Zowel de herberg als de kerk is gesloten, dus zelfs een kaarsje opsteken is er voor vandaag “Hemelvaart” niet bij.
Morgen gaat het richting Limoges.