Oké, het is Belgrado in Servië, inderdaad we zijn in Servië beland.
Gelukkig zijn de borden ook in het ‘Europees’ vertaald, want om nu te zeggen dat het anders prima leesbaar is, nou nee!
Onze eerste omissie is het tolpoortje , nog in Kroatië. We rijden een poortje binnen waar het niet zo druk is. Voor ons staat een Sloveen, die wel heel lang werk heeft. Als ik zie hoe hij op de knoppen zit te hengsten vind ik dat ook geen wonder. Op een gegeven moment drukt hij de alarmknop in en begint in een voor mij abracadabra tegen de machine te praten. Ik weet genoeg, “ik ga terug” zeg ik tegen Ali. Maar ja, zo’n poortje is smal, heel smal en dan is het een heel eind terug. Nu moet ik even vertellen, dat een medereiziger de vorige avond op deze manier een aanrijding heeft veroorzaakt, dus voorzichtigheid is geboden.
Zolang we in Kroatië rijden regent het, soms druppels, soms zwaar.
Op het moment dat we Servië inrijden is er de zon, heerlijk.
Het is een lange en vlakke tocht van ruim 400 km tolweg en dan is zelfs de aankomst bij de grens bij Servië nog een avontuur. Nu moet me iets van het hart. ‘Eigenlijk kunnen we bij grenzen overal doorrijden en dat is een beetje saai’. Gelukkig duurt het hier tussen Kroatië en Servië “lekker lang”. Dat geeft tenminste het gevoel dat je in een ander deel van Europa terecht komt.
En nu de plek waar we staan, ik zou zeggen “kijk en geniet”. Pal aan de Donau, dus dat wordt vanavond genieten van de voorbij varende scheepjes.
Morgen gaan we Belgrado onveilig maken.