Vanmorgen, als ik wakker word, voel ik mij als een “uitgewrongen theedoek”. Kennelijk moet ik het gebruik van teveel peper, op mijn uitsmijter op het terras van “de Hinde”, nu bekopen. Mijn verzorgster waarschuwde mij al, maar kleine jongetjes moeten eerst een tik op de vingers krijgen, voordat ze willen luisteren. Dus ook het meelij gehalte is niet hoog en voordat ik het weet zit ik alweer op de fiets.
Workum heeft sinds 1399 stadsrechten en is daarmee een van de jongste Friese elf steden. In het begin bestond de stad uit niet meer dan een paar huizen langs de Wymerts, een gegraven water dat de haven met de Friese binnenmeren verbond.
Een deel van Workum is een beschermd dorpsgezicht, een van de beschermde stads- en dorpsgezichten in Friesland.
Toen in de 17de eeuw polders werden aangelegd, werden er ook veel molens gebouwd. Hiervoor werd grenen gebruikt dat door de Oostzeevaarders werd meegenomen.
We stallen onze fietsen naast de “oude Waag”, het oude Handelshuis. Links naast de waag moet, volgens overlevering, vroeger een bankje hebben gestaan, die dienst deed als zogenaamd “leugenbankje”.
In een etalage ontdek ik een prachtig bronzen beeldje waar ik op slag verliefd op word. Ik sta al een tijdje te kijken als de eigenaresse naar buiten komt. “Wat een prachtig beeldje heeft U daar”, zeg ik. “Ja, het is mooi he”, “Hoeveel kost het?” vraag ik en reken op rond de € 850,= “Dat zeg ik niet!” “Pardon?” en ik merk dat ik een beetje kriegel word. “Dan zegt U toch dat het te duur is” zegt ze, hopend op mijn begrip. “Kijk mevrouw, hier heb IK geen zin in of U zegt de prijs of ik loop nu weg” . Bijna fluisterend zegt ze “€ 700,=”. Als ze dan ook nog met een voorbijgangster gaat staan praten, is mijn appetijt over.
De terugweg, door de polder, wordt een aangenaam ritje. Het zonnetje en de wind in de rug, wie wil dat nou niet?