Minstens voor de 5e keer, ook voor meerdere nachten, zijn we op deze camperplek geweest, maar nog nooit hebben we het stadje bekeken, dus dat moest er maar eens van komen.
Dit uitzicht vanuit onze camper, maar dan ietsje dichterbij gehaald, geeft een mooie blik op de “Eglise Saint Martin”. Ook worden we ieder jaar verrast door de vele zwanen die in de Moselle zwemmen. St. Martin is gebouwd van de 13de tot de 15de eeuw en is een historisch monument.
Als je de kerk binnenstapt word je overvallen door de grandeur van deze kerk, maar tegelijkertijd ook door het verval, die de tekenen des tijds goed weergeven.
Als Ali een kaarsje wil opsteken, ontbreekt er iets essentieels, namelijk vuur. Achter in de kerk hoor ik stemmen en loop met het kaarsje naar waar het geluid vandaan komt. Achter een paar hoge schotten en een krakende deur, staat op een ladder een restaurateur, “avez-vous le feu?” probeer ik in mijn beste Frans. Terwijl ik het vraag bekruipt mij een gevoel van “lulligheid”. Het kaarsje wordt aangestoken, maar nu moet ik nog de hele tochtige kerk door. Dat laat Ali zich niet ontglippen en versterkt met deze foto mijn reeds heersende gevoel.
Als we het stadje verder inwandelen overheerst één bepaald beeld, namelijk oud. Maar ook oud dat neigt naar verval. Dat geldt ook zeker voor de toiletten van het café waar we koffiedrinken. De deur bij de heren kan niet op slot, omdat “alles” daar ontbreekt, kruk en slot. Op die van de dames wil de deur niet dicht, omdat de deur helemaal scheef hangt. Ali mag “wacht” staan, maar wel bij de “dames”, want “om bij die pisbakken te staan wachten”, daar heeft ze geen zin in. Ze zeggen wel eens dat je de kwaliteit van een café of restaurant kan aflezen aan het onderhoud van het toilet.
De abdij van Pont-à-Mousson is een vroegere premonstratenzerabdij. Over dat laatste woord vind ik in Wikipedia het volgende; “De Ordo Canonici Regularis Praemonstratensis (O. Praem.). In het Nederlands premonstratenzers of norbertijnen, is een kloosterorde van reguliere kanunniken van de Orde van Prémontré. De orde kent ook een Derde Orde voor leken.” Wat mij betreft mag je het gelijk weer vergeten.
De Abdij ligt in een park van 5 ha aan de Moezel en aan de overzijde van het stadscentrum. Tegenwoordig wordt zij gebruikt voor culturele activiteiten. Men kan er ook overnachten en daar slaat de commercie toe.
De gangen van de abdij hebben hun imposante karakter nog niet verloren, zo ook de wenteltrap naar boven, maar dat alles leidt naar niets behoudens de hotelkamers.
Dan hangt er in één zaal kunst en terwijl ik sta te kijken, overvalt mij het gevoel van een bezoek aan de psychiater, die een inktvlek maakt en mij vraagt wat ik daar in zie.
Verder valt er nog, hier en daar, iets van beeldende kunst te bekijken, zoals links een voorstelling van een non, gezien het kapje dat ze draagt, maar wat dat friemeltje er dan onderaan moet? Ver weg gestopt ontdekken we de “blote konten en blote borsten” zaal, waar alle gezichten, van de schilderijen, onherkenbaar zijn gemaakt.
Uit de kerk komt zeer “onstichtelijke” muziek, of wat daar voor doorgaat en bij nader onderzoek zijn ex collega’s hier een geluid- en lichtinstallatie aan het installeren.
Kortom, voor die 10 euro entree hadden we beter een heerlijke “Flantaart” kunnen kopen.