Gedeeltelijk langs de Eems, komen we in Fresenburg. Een typisch Noord Duits dorpje, waar je een kanon kan afschieten, zo rustig is het hier. Hier stuiten we op een minuscuul kerkje met daarnaast een zogenaamde Klokkenstoel, die je vandaag de dag niet vaak meer tegenkomt. Vrijstaande klokkenstoelen werden vaak gebouwd omdat armere dorpen zich wel een eenvoudig kerkgebouwtje konden veroorloven, maar geen toren waarin de luidklok zou moeten hangen.
Kennelijk zijn de winters hier lang, want hier een prachtig voorbeeld van iemand die zich heeft uitgeleefd op een bos Wilgentenen..
Dat de zomer lang is geweest getuigen pijnlijk duidelijk de enorme velden met mais. Tenminste, dat had het moeten worden. Nu is alles wat er over gebleven is, kale dorre vlaktes met maisplanten zonder kolven. Daar waar het er nog wel groen uitziet draagt de plant geen vrucht in de vorm van een maiskolf. Het is triest om te zien.
Hoe is het mogelijk, zo dicht bij deze grote rivier de Eems en dan nog zonder water komen te zitten. Deze foto neem ik vanaf een bankje aan de Eems, waar we de meegebrachte lunch nuttigen. In gewone mensentaal, “een stukje brood eten”. Mijn nautisch onderlegde mede reizigster vraagt zich af waarom hier zo weinig borden en bakens langs de rivier staan. Terwijl ik haar omstandig uitleg dat dit gedeelte een soort zijtak van de Eems is en dus niet bevaren wordt, komt een enorm binnenvaartschip de hoek om, dit alles ter “ondersteuning” van mijn (onzin) verhaal.
Dat het land dor is, bewijst dit stuk grond, waar een aantal paardjes de laatste grassprieten proberen bij elkaar te sprokkelen. De hele tijd vraag ik mij af waarom dat paard in zo’n vreemde houding staat, “t’ zal wel kreupel zijn”, veronderstel ik. Ook hier gaan mijn hersenspinsels weer verder dan de werkelijkheid. Het beest heeft jeuk en staat zich, met behulp van een overhangende dennentak, te krabben.