“Nee, ik kan niet omdat ik met Janny ga wandelen”, hoorde ik Ali over de telefoon zeggen. De zwager van onze zoon ging trouwen en er zou een enorm ‘vrijgezellenfeest’ plaats vinden, waarvan zoonlief en schoondochter in de organisatie zaten. ‘Andere’ oma zou op een aantal kinderen passen, maar met de oudste kleindochter er ook nog bij, zou er een te grote wissel op haar worden getrokken. Bijna twaalf, dan begint het puberen al aardig de kop op te steken. Het zou een lange oppas dag worden en om heel eerlijk te zijn was het Ali die de dames gedurende de oppas altijd ‘vermaakte’. Wel speelde in mijn achterhoofd dat er een kermis op zaterdag zou zijn, dus een escape lag voor het oprapen. “Hoe laat komt ze” WhattsAppte ik naar mijn zoon. Het antwoord was overweldigend, bijna het gehele scherm werd benut voor het antwoord van kleindochter. Ik denk dat er niet een emoticon ongebruikt werd.
Op de donderdag was er een verjaardag waar de gehele familie bijeen kwam, maar ruimte om over de oppas dag te spreken was er niet want de ‘vrijgezellenfeest’ slachtoffers waren er ook. “Ik haat de kermis” was het antwoord, toen ik haar vertelde dat we ook wel even over de kermis konden lopen. Mijn plan stortte als een kaartenhuis, maar geruisloos in elkaar. Geruststellend was de gedachte aan de woorden van ‘andere’ opa, die vertelde dat ze bijna vergroeid was met haar telefoontje, “Ze gaat in een hoekje zitten met haar telefoon en je hoort haar niet meer” was zijn commentaar. “Maar we kunnen wel gaan shoppen?” opperde kleindochter enthousiast. Mijn hemel, stel je even voor, eindeloos door de zaterdag drukke stad sjokken, winkel in en winkel uit. En dan was kleindochterlief ook nog eens behept met een eindeloze besluiteloosheid als het op kiezen aankwam. In gedachten zag ik haar al met twee blouses voor de spiegel staan. Minutenlang, dan de een en dan weer de andere proberend. Want dat er kleding gekocht zou moeten worden stond buiten kijf. Ik was in mijn eigen val gelopen, door de kermis aan te grijpen om de stad in te gaan.
Om half tien staat kleindochter voor de deur en haar rode koontjes onderstrepen haar opwinding. Eigenlijk wil ze niet eens meer naar boven, want opa wil eerst nog een kop koffie. “Ik zoek opa’s kleren wel even klaar” roept ze, als ze mij nog in mijn “Roy Donders” pak ziet rondlopen. Eindelijk stappen we op de bus met de opdracht in ieder geval een ‘lang vest’ te scoren op onze strooptocht. Als we in de stad uitstappen is ons een dame voor die een prachtig zalmkleurig en vooral lang vest draagt. “Dat vind ik nu een mooi vest, wil je zo iets?” vraag ik kleindochter, maar de dame draait zich om en neemt het compliment met een “dankjewel” in graagte aan. Deze vrijpostigheid is kennelijk niet de bedoeling van mijn shop Princes, “Opa” sist ze me toe en haar kleur wordt een tintje roder. Ik weet weer mijn plek voor vanmiddag, dienstig, maar vooral bescheiden.
Als we de C & A binnenstappen en op de juiste verdieping bij de juiste kledingrekken aankomen, veranderd mijn klein verlegen meisje in een zelfverzekerde puber. Geroutineerd en zelfverzekerd wandelt ze langs de rekken met veelkleurige kleding. Als een volleerd shopper grijpt ze naar de merkjes waar ook de maat vermeld staat. Voorzichtig probeer ook ik een kledingstuk uit het rek te halen. “Hoe vind je deze?” probeer ik. Een blik opzij en de opmerking, “Die is te klein”. Maar kennelijk staat de kleur de dame wel aan, want ze begint direct de juiste maat in het rek te zoeken. Met een arm vol gaat het richting de kleedkamer, waar ik mijzelf geduldig op een bank neervlij. Snel vallen er al een aantal kledingstukken af, te groot, zit niet goed, geen mooie kleur, het gaat crescendo. Drie blijven er over en er kan worden afgerekend. We gaan de rest van de Heerestraat onveilig maken.
H & M, CoolCat en alles wat er tussen ligt wordt aangedaan.
Tot aan de V & D en bij die laatste raakt de spirit er een beetje uit. Tijd om naar huis te gaan, maar niet voordat we “nog even” bij C&A naar binnen te glippen. Toch nog twee kledingstukken worden als trofee trots naar buiten mee gebracht.
Verbeeld ik het mij nu of bespeur ik, op de weg naar de bus, enige trots op de manier waarop ze haar tas met de nieuwe aanwinsten draagt?